Het duister geeft niets prijs Ze voorziet zichzelf van een prijskaartje, houdt van mannen die woord houden en uitstel kopen. Het soepele ritme van haar heupen bedwingt hongerig vlees, slaapverloren licht kleeft haar inspanningen aaneen. Ze houdt stand tussen spiegelwanden, twijfelt of vrijheid daarbuiten ligt. De nacht is een donkere kamer waarin ze het negatief verknipt, sporen verbergt onder een lawine van lakens. De bodemprijs van haar lichaam, verstrikt in het sleepnet van haar dromen.
Stase De vertrouwde prik, terugvloei van bloed, in de kleurloze slang de wolk van roze. Mijn vlees welwillend één met de stuwing in plakkerige lakens. Alles in me trekt samen, prettig benauwd graaf ik me in. Traag ebt het drogbeeld weg. Mijn geheugen snijdt de korsten van de dagen. Ik vergeet hoe snel ik kan verdwalen in eigen web, vol van verwachting ben ik vleugel, herken de bodem niet. Blootgewoeld word ik nieuw.
Anoniem De dagen hebben hun vaste gezichten gevangen in een digitaal labyrint We verstommen samen, verstenen. Met een snelheid die verdooft vullen ziekenhuizen zich met lichamen, doden vallen uit beeld, verschuilen zich in een graf zonder postadres. We blussen verveling met shoppen online, vinden wat we niet zoeken, slepen de uren mee, een vraag verbergt wat in onze vezels kruipt. De ruis van een belofte.
Steven Van Der Heyden (Gent, 1974) probeert met zijn gedichten de horizon te verlengen en de bodem uit de dagen te halen.
Gedichten van hem verschenen in diverse tijdschriften waaronder Het Gezeefde Gedicht, Meander, De Revisor, De schaal van Digther, Ballustrada, Extaze en Liter.
In februari 2020 debuteerde hij bij Uitgeverij P met de duo-bundel ‘Tot ze koud is’
Klimaatdichter werd hij vooral om een onderdeel te worden van een collectieve stem die oproept tot verandering.