Het leven is een schouwtoneel, elk speelt zijn rol en krijgt zijn deel leerde ik van Vondel, maar als ik thuis ben, ben ik nergens en kom ik buiten, vind ik het podium zo vol leerde ik ook, van Acda en de Munnik. Het leven is ook een aaneenschakeling van keuzes en sleutelmomenten. Niemand weet wat voor andere levens we hadden kunnen leiden, als we andere keuzes hadden gemaakt, zoals in mijn favoriete aflevering van de serie Community, Remedial Chaos Theory – de serie staat op Netflix, overigens, dus als je niks te doen hebt: kijk bijna alles, want seizoen vier kan je overslaan.
Soms bedenk ik alternatieve tijdlijnen van mijn leven, een vertakking van mijn levensboom, wanneer ik een belangrijke keuze moet maken. Dat is soms een geruststelling: bij een verkeerde afslag bedenk ik dat er dan ergens een alternatieve Twan is die nog wel een relatie met de liefde van zijn leven heeft. Een Twan die wel de laatst trein haalde. Een Twan die wel nadacht voordat hij iets zei tegen een goede vriend die een vijand werd.
Vaker is het een schrikbeeld: stel je voor dat ik niet was gebleven, dan had ik haar nooit ontmoet, stel je voor dat ik geen kat had genomen, dan waren mijn dagen zo ontzettend leeg geweest, stel je voor dat ik niet naar mijn opa was gegaan, dan had ik hem nooit meer levend gezien. Iedere keuze is onomkeerbaar en misschien is dat maar beter ook.
Er is één keuze waarbij ik zowel een positieve als een negatieve alternatieve tijdlijn zie: mijn keuze om te proberen om van mijn passie mijn werk te maken. Deze week zat ik een beetje, wat zeg ik, een beetje heel erg in een dip. Het was een mooie week, met goede promotie voor het Bevrijdingsfestival, een interview in het AD en de single die eraan komt, maar op dat soort momenten slaat ook de twijfel toe. Wat als ik het niet kan, wat als ik een imposter ben en iedereen er nu achter komt dat ik ook maar wat doe, wat als mensen nu net dát gedicht lezen waar ik niet tevreden over ben omdat het in opdracht was, enzovoort, et cetera, ad infinitum. Daarbij komen ook allerlei vreemde irritaties, bijvoorbeeld wanneer er op het internet en in artikelen staat dat ik dichter ben, dat zeg ik zelf zelden, want ik vind mezelf geen dichter, noch een singer-songwriter of een kleinkunstenaar, ik schrijf gedichten, liedjes, teksten, columns – ik ben ze niet. Maar dat terzijde.
Als ik niet voor de kunst had gekozen, zie ik een tijdlijn voor me waarin ik advocaat was geworden, rijk, maar ook een beetje ongelukkig. Als ik een voorschot neem op de toekomst en me de tijdlijn waarin ik een gevierd maker ben inbeeld, zie ik een man die vaak gelukkig is, maar ook constant de angst heeft om ontmaskerd te worden als een matige maker van gedichten en liedteksten, die door goed geluk succes heeft.
De afgelopen week beheerste die twijfel, die allesbeheersende twijfel mijn dagen en ik wilde gisteren zelfs de handdoek in de ring gooien. Ik belde een lieve vriendin, deed mijn beklag en mijn verhaal, en toen zei ze: ‘ik denk dat je bang bent, bang omdat het nu echt gaat beginnen, je carrière. Je gaat omhoog en daarom kan je hard vallen. Je twijfelt, omdat er iets op het spel staat, omdat je iets kan verliezen, maar nog veel meer kan winnen en dan weet je dat het goed zit,’ – en ze heeft gelijk. Misschien begint het nu wel écht en wil ik terug naar hoe het eerst was: niets te verliezen, geen verplichtingen, geen verwachtingen waar je aan moet en wil voldoen. Maar, zo weet ik nu: als je iets te verliezen hebt, heb je ook heel veel te winnen.
Twan Vet (1998) schrijft poëzie, proza en liedteksten. Zijn werk verscheen eerder in o.a. Tirade, De Revisor, Het Liegend Konijn, DW B en Deus Ex Machina. Hij las voor op literaire festivals zoals Dichters in de Prinsentuin en de Nacht van de Literatuur.
In 2021 was hij Ambassadeur van de Vrijheid voor Bevrijdingsfestival Utrecht. Van 2021 tot 2024 is hij stadsdichter van Amersfoort.
Twan Vet is oprichter en redacteur van Tijdschrift Landauer.