Soms zijn er momenten dat je voelt dat je leeft. Er zijn ook veel momenten dat je niet voelt dat je leeft, wanneer het leven aan je voorbijtrekt, als een sneltrein zonder bestemming. Je neemt de dingen voor lief, doet je ding, zonder daar echt bij stil te staan en voor je het weet, is het voorbij, lig je in een kist. Of in een vriesinstallatie, want het is 2021.
Geluk zit in kleine dingen, zegt men, maar daar ben ik het niet altijd mee eens. De dingen zijn net zo klein, of groot als je ze maakt of vindt. Op een terras zitten bijvoorbeeld, dat zou je kunnen bestempelen als iets kleins, maar zo zie ik het niet: dat is groots! Al die tafeltjes, stoelen, alcoholische dranken en onbekenden om je heen, die allemaal in hetzelfde moment zijn. Een goed gesprek, een beschamende sigaret omdat je tegenwoordig eigenlijk niet meer mag roken en vloeibaar geluk binnen handbereik. Op dat soort momenten voel ik dat ik leef.
Te vaak neem ik het leven voor lief. Alle dagen die mij in de schoot worden geworpen en ik die daar niet bij stilsta. De laatste tijd heb ik me voorgenomen om stil te staan bij het feit dat ik lééf, dat ik ben, dat ik besta. Wanneer mijn gedachten overhoop liggen met een prachtig boek dat in mijn zijn is gekropen, dan voel ik dat ik leef. Een hemelbestormend muziekstuk, van Chopin bijvoorbeeld, maar ook een goed lied van Dylan, een uitvoering van de machtige Brel; de vervoering, de extase die muziek kan zijn – dan voel ik dat ik leef. Goede vrienden die je omringen, in bed liggen met het liefste meisje en het besef dat ze weer weggaat en misschien niet meer terugkomt, dan voel ik ook dat ik leef. Een avond in het gras, met een glas wijn en een getemperde existentiële crisis met een gelukzalig nihilisme tot gevolg, dan voel ik ook dat ik leef, gek genoeg.
Schrijven over voelen dat je leeft vind ik toch lastig: schrijven is een roes, je vingers slaan een eigen ritme op het toetsenbord, ergens schuilt een tekst in je achterhoofd, maar hoe je daar goed bij kan komen is altijd de vraag. Een lofzang op het leven, dat wordt al snel euforisch, overmoedig, zoet. Maar dan: wat is daar precies mee, een zoet stuk, zo op z’n tijd?
Het is oneindig veel makkelijker om te schrijven over malheurs, over de lelijkheid die soms het leven is, over de frustraties in dit kleine bestaan. Een dag op het terras, in de kroeg, thuis met een goed boek, een blik van een geliefde, een diner bij je ouders die allebei nog leven, de kat die dankbaar je schoot bezet en de laatste zonnestralen opvangt, daarover schrijven is veel moeilijker. Het lijkt of het geluk in een verdomhoekje zit – geluk is niet hip, niet in, niet sexy. Misschien moeten we juist daarom een lans breken voor het grote geluk. Geluk zit in kleine dingen, wellicht, maar ik zou het zo willen stellen: geluk zit in alle dingen en het is aan ons om die dingen te ontdekken, om oog te hebben voor die dingen, en niet andersom. Wij moeten het geluk zoeken en zien, omdat ze het waard is om gezien te worden, zonder onze waarneming, zonder ons besef van het bestaan ervan, is het er niet. Of, zoals K. Schippers ooit schreef:
Jij hebt de dingen niet nodig
om te kunnen zien
De dingen hebben jou nodig
om gezien te kunnen worden
Twan Vet (1998) schrijft poëzie, proza en liedteksten. Zijn werk verscheen eerder in o.a. Tirade, De Revisor, Het Liegend Konijn, DW B en Deus Ex Machina. Hij las voor op literaire festivals zoals Dichters in de Prinsentuin en de Nacht van de Literatuur.
In 2021 was hij Ambassadeur van de Vrijheid voor Bevrijdingsfestival Utrecht. Van 2021 tot 2024 is hij stadsdichter van Amersfoort.
Twan Vet is oprichter en redacteur van Tijdschrift Landauer.