Ik zal de brief bewaren
“De laatste brief van haar heb ik nog steeds. Op momenten van vertwijfeling raadpleeg ik die, wanneer ik het niet meer weet hoop ik daarin het antwoord te vinden, in het begin las ik die zelfs therapeutisch. Die ligt altijd op mijn bureau met andere papieren, niet bovenop, met wel ergens ertussen.”
Nadia had mij verweten dat ik te veel vanaf de zijlijn leefde. Een uitspraak die ik verachtte omdat het mij deed denken aan schreeuwende voetbalvaders. Zo wilde ik niet zijn, zo wilde ik niet worden en ik kon mij ook niet voorstellen dat ze mij zo zag. Als een woeste schreeuwende man. Soms denk ik dat we juist bepaalde beelden verachten omdat ze zoveel op ons lijken.
“Je kunt iemand per ongeluk tegenkomen. Die momenten zijn er. Dat je niet wist dat ze hier zou zijn, omdat je dat niet kunt checken, omdat iemand nieuwe interesses blijkt te hebben of omdat jij juist ergens anders naar toe ging waar zij ook blijkt te zijn. Of omdat iemand je meeneemt naar een plek waar die ander ook is.
Het was onbewust…”
“Pfff” hoor ik iemand achter mij.
“Tsss”
De hele optocht sneden de hengels van de plastic tas in mijn rechterhand. Loslaten hielp niet, steviger vasthouden ook niet, hoe langer ik ermee torste hoe erger. Pijn. Een broodmes dat te lang doorgaat, een avocado die zachter is dan ingeschat, maar dat zijn intense schichten die inslaan. Alles samengebald in één moment en daarna kun je herstellen. De hele optocht sneed mijn tas steeds meer in mij, alsof iemand een slijptol op het allerlaagste toerental heeft gezet en ik het blad vasthoud.
“Edelachtbare, alstublieft.” Is dit geloofwaardig? Olivier had verteld dat geloofwaardigheid telt in een rechtszaal.
Er zijn veel mensen op onze zaak afgekomen. Olivier had mij al gewaarschuwd dat er aandacht zou zijn van landelijke kranten en dat ik niet hetzelfde t-shirt aan moest trekken dat ik die dag aanhad. Ze zouden geen steunbetuiging zien, maar cynisme, wat ze zouden zien was een mentaliteit die exemplarisch zou zijn voor het probleem. Hij maakte zich zorgen voor niets, het was niet mijn t-shirt.
Een schending van een contactverbod tijdens een feministische mars. Dat was het eerste wat Olivier zei, zuchtend en hoofdschuddend, nog voor hij zich voorstelde als mijn advocaat en uitlegde wat pro-deo inhoudt. Hij keek constant op zijn horloge. “Niets wat je zegt zal goed zijn, alles zal verkeerd uit worden gelegd. Je kunt zwijgen maar ook dat zal verkeerd uit worden gelegd.” zei Olivier. Daarna begon hij over maanden, of jaren, onwaarschijnlijk, maar met deze aandacht, en na de jaren zouden ook de jaren van herkenning op straat beginnen.
“Edelachtbare. Als ik had geweten dat Nadia daar zou zijn was ik niet meegegaan. Natuurlijk niet, dan…”
“Tsss”
Ik kijk achterom. Gelijk flitsen camera’s en ik keer mij snel weer terug. “Maak je klein, wees bescheiden en toon begrip, én kijk naar voren, achterom kun je niet winnen, naar voren is je enige kans.” Ik had geknikt, en Olivier moest door.
Hoe meer ik van de zijlijn probeerde te bewegen hoe slechter onze relatie werd, wat ze uiteindelijk per brief liet weten, eentje die Nadia niet eens zelf geschreven had. Onze communicatie was de maanden daarvoor al tanende, of niet, kwantitatief was het gehalte toegenomen. Nu praten we niet. Geen appjes meer.
“Ineens zag ik haar daar staan. In onze tijd gingen we nooit naar dit soort activistische dingen…” Rumoer. Niet omkijken, niet omkijken. “We waren meer huismussen, dus ik was verbaasd toen ik haar daar zag.” Huismussen.. Zonder Olivier had ik dat woord nooit gekend.
“Een vriend van mij vroeg mij mee. En ja, ik blijf liever thuis, maar ik wilde beteren, mijzelf verbeteren. Ik heb boeken van Jan Geurtz in huis gehaald en doe zelfs aan yoga. Echt, ik ben begonnen aan mijn zelfontdekking om de tocht te maken vanuit het diepe dal waar ik was naar de glooiende heuvels van geluk en bescheidenheid. Dus daarom ging ik mee.”
Veel lawaai. Dat was mijn eerste indruk. Lars trok mij aan mijn schouder mee de mensen in, ik kende niemand
Ze stonden daar ineens, twee rijen voor mij en Lars riep haar, ik wist niet dat hij haar kende. Ze draaide zich om en toen was ik daar ook, naast Lars en met die tas in mijn hand. In haar hand zat een hand die ik herkende aan de ringen en de jas was mij ook bekend. Die had laatst nog bij mij aan de kapstok gehangen, heel recent nog, maar toen werd er verteld dat er niets nieuws was om te vertellen. Geen ontwikkelingen op levensvlakken, geen ontwikkelingen die ik nog niet gehoord had. Maar dit had ik niet gehoord of eerder gezien, en in z’n vriendschap vind ik dat ongehoord.
Nadia herkende haar tas. Logisch natuurlijk.
“Ik had de tas meegenomen om weg te gooien. Dat was er tot dan toe niet van gekomen, het lukte nog niet, maar toen Lars kwam en hij vroeg wat er in die tas zat, hoorde ik mijzelf zeggen dat het spullen waren die weg moesten. Ik wilde nog weg toen ik haar zag maar dat was te laat. Nadia herkende haar tas en er ontstond tumult en in die tumult ging de inhoud van de tas de lucht in, de spullen die ik van haar had verzameld dwarrelend als sneeuw om haar heen. Ik begrijp dat ze dan zo reageert. Ik zag de lippen waar ik mijn lippen zo graag op aanmeerde schuimkoppen, ontspringen in een storm gericht aan mij. De afvalbak was nog maar tien meter verder geweest.”
Gelooft de rechter mij? Ik wil niet achterom kijken, maar, geloven zij mij? Is dit geloofwaardig?
Maarten Visscher (hij/hem) studeerde media en cultuur en daarna sociologie. Hij werd geboren in Emmeloord en groeide op in Leiden, waar hij momenteel woont. Dit is de eerste keer dat er een verhaal van hem gepubliceerd wordt.