ONDER LIGGEN In weerwil van ons kunnen heeft mens ons ingedeeld bij de adel van de adem en de gekneusden van het bloed. Wellicht zijn wij te bloot maar niet onvergetelijk. Al zijn wij dan eerst gelooid en getooid met de parelende eenvoud van een woord. Het ongemak bleef de waarheid dus de leugen. Met voorzangers die het al wisten. En met dichters die huilen in witte spieren. Van alle poëzie zijn wij het onherstelbaarst. Wij lopen de hoofdpijn van de tijd in. En pogen de dood uit elkaar te zingen. Een huid afstaan aan de maan is geen redding. Zoals ons geheugen broosheid onthoudt betekent een staand leven uiteindelijk liggen. Het voorschot dat wij nemen op ons is de krul in de handtekening als ironie. Wij vervellen oneindig maar gebreken vergeven ons niets ook geen ziel.
DE HEELALANGST VAN ONZE SCHREEUW Het kan niet hemelser worden gezegd maar ooit waren wij onsterfelijk zo onbelemmerd onszelf. Wij gingen nergens de doofpot in. Niet tijdens het voetbal van onze woorden. Niet tijdens de doden die wij nog niet misten. Je moet weten men kreeg nog engelen in ons lijf. En reizen naar het ongerijmde. Welke ruggengraat wij ook hadden wij jubelden door. Wij pompten inkt naar het hart van onze poëzie. Wij lieten raadsels ontsnappen naar ons ballet. En Camus of Sartre lazen wij nog niet. Nadien kregen wij nachtloop en werden wij minstens ons eigen idool. Wij sliepen met de wachtwoorden van onze roem. En ook opzij van het kijken bleven wij de vruchten van onze tijd. Het was later dat wij begonnen te verliezen. Wij kregen een ontvolker op bezoek. Een betrapper op huid en vezel. Een bedreiger met wind. De heelalangst van onze schreeuw mag nu in een gedicht. Net als de aderlating in ons geloof. En het bittere kruid van wat is geweest. Welk brood er hard wordt na ons weten wij niet. Daarom kijken wij weg van onze schaduw. Daarom willen wij morgen jonger zijn. En vandaag verplegers hebben voor een ontroerend goed. En onze toekomst zeg je. Die zochten wij gisteren nog in het verleden.
MARSLANDER Zie wat de mens vermag uit het niets geland op Mars terwijl hij blijft eindigen op Bach. Leve hem of haar lees ik dan als het over passie of pijn mag gaan over de ontdekker van Sagalassos en de oerkracht Piaf. Zie wat de mens vermag hij die van onbewaakte tijden afstamt en in de nacht niet blind blijft voor het heelal. Leve hem of haar lees ik dan met de barokke verveling van de dichters op de hielen of met de heimwee naar plaatsen waar hij nooit is geweest. Zie wat de mens vermag met het mistasten naar een ongrijpbaar heden met de luide eenzaamheid waarmee hij nooit thuiskomt. Leve hem of haar lees ik dan met het vertrouwen van een wanhopige blijdschap terwijl hij in scholen de hand op steekt omdat zijn planeten zoek raken. Zie wat de mens vermag waar de dubbele schroef zich over het ijs werpt het soort albast door sporen bekrast terwijl het ook dit kon zijn een fata morgana van jewelste. Leven hem of haar lees ik dan met de lont aan een vuurzee van woorden of waar de kinderen geloven in de hemel omdat er een trap is naar boven waar het wit en stil engelen inbegrepen.
Geert Jan Beeckman (Welle, 1961) debuteerde bij Uitgeverij P met Diep in het seizoen (2007) waarmee hij de Herman de Coninckprijs 2008 won voor het beste debuut. Datzelfde jaar ontving hij ook de Mark Braet poëzieprijs van de stad Brugge voor zijn gedicht ‘Bloesem’. In 2011 volgde de bundel Hersenneerslag.
In 2015 publiceerde hij bij Uitgeverij P zijn derde bundel Bloedgroepen. In 2021 verscheen bij P zijn vierde bundel Woestijnzucht.
Hij publiceerde gedichten in o.a. Poëziekrant, Het Liegend Konijn, Deus Ex Machina, De Schaal van Digther, De Vallei, Ballustrada en Meander.
Zijn gedichten werden opgenomen in verschillende bloemlezingen zoals ‘Geef mij de tijd’ (Uitgeverij Muntinga Amsterdam, 2008),‘Naakt lopen met je hersenen’ (Van Gennep, 2012) ‘De 100 beste gedichten’ (VSB poëzieprijs 2013 & 2016 uitgave De Arbeiderspers), ‘Terug naar toen we begonnen’ (Poëziecentrum 2019), ‘De Nederlandse Poëzie van de twintigste eeuw en de eenentwintigste eeuw in 1000 en enige verzen’ ( 2016 ) samengesteld door Ilja Leonard Pfeiffer uitgave Prometheus Amsterdam.
Sinds 2016 is hij opgenomen in de lijst Auteurslezingen bij Literatuur Vlaanderen. Geselecteerd voor de tentoonstelling ‘Uit het nest geroofd’ 15 jaar Het Liegend Konijn. Poëzie & Beeldende kunst (2017) Genomineerd voor de Melopee Poëzieprijs 2018 met het gedicht (Weeshuis), gepubliceerd in Het Liegend Konijn oktober 2017.
Verder leverde hij gedichten aan voor tentoonstellingen in combinatie met beeldende kunst en is hij verbonden aan het S.M.A.K. waarvoor hij recensies en impressies schrijft bij tentoonstellingen en installaties.