Categorieën
Proza

K.RJ Tochthond

Proza | Een nieuw kort verhaal van K.RJ Tochthond

JAZZ CLUB

Het was een bevroren winteravond en ik zat eindelijk in het soort van warm etablissement zoals dit er één was, en het moet gezegd dat alles wat ik erover gelezen en gehoord had, ook daadwerkelijk de waarheid was, dus het duurde niet lang voor ik me de sfeer die er hing liet welgevallen, zelfs zou ik durven zeggen, dat het genieten was, wat ik daar deed. Het had maar een haar gescheeld of ik had er niet durven binnenstappen, maar na alles wat ik er intussen over had gehoord en gelezen, voelde ik dat de tijd gekomen was, wilde ik niet voor eeuwig en altijd met dat knagende gevoel blijven zitten, dat ik iets aan het missen was.

Werkelijk voelde je dat de mensen uit alle hoeken van de wereld naar deze plek afzakten, of beter gezegd, je hoorde het, in alle soorten tongvallen die ze daar op tafel durfden leggen: het soort van Portugees dat meer op Russisch lijkt dan op Spaans. In elk geval, je voelde het, dat daar iets te gebeuren stond, en ik verbaasde mij over het gemak waarmee de mensen in het etablissement zonder verpinken chocolademelk met slagroom en zwaar bruin bier in één bestelling door durfden commanderen, met dan nog een portie gemengd en pikante nootjes erbij, waarop de jonge dienster zich als een soort van slangenmens met een volle plateau zo door het volk heen bewoog en werkelijk kon je de anticipatie door de lucht voelen vliegen en kon je er de metalige smaak van proeven.

Was het een ander jaar geweest, laat staan een andere eeuw, ik had mezelf een pijpje durven stoppen terwijl ik daar zo zat en me alles zomaar liet welgevallen, en ik zou in grote walmen de rook uit mijn  longen de atmosfeer in hebben geblazen, zodat de mensen dachten, dat ik eigenlijk deel van het decor uitmaakte, het soort van decor dat je in het soort van etablissementen zoals dit er één was, wel eens kan terugvinden, meer zelfs, je zou het vreemd vinden mocht je hier niet zo een pijprokende baardmans aan een rond tafeltje zien zitten, al moet het gezegd dat het haar op mijn  kin nog bezwaarlijk een baard kan genoemd worden. Maar je voelde het aan al je weke delen, dat je hier iets zou meemaken dat je maar één keer in het decennium meemaakte, de mensen zouden er nog lang over praten en als je er niet bij was geweest, zou je je nog al die tijd herinneren waar je dan wél was geweest, zoals tijdens de maanlanding of toen Ali een keer met Foreman heeft gevochten.

Ineens en vanuit het niets begon er daar op het podium één aan een soort grote rechtopstaande viool te pulken dat het een lieve lust was, die dikke snaren plukkend van boven naar onder en van links naar rechts, in één klap werd alle aandacht die er in het café was naar dat jongmens gezogen, of beter gezegd, was hij het die alle aandacht naar zich toe zoog, terwijl naast hem een andere jongmens zich achter een stapel ketels en bekkens had weten te wringen, drukdoend heel zijn zootje nog aan het rangschikken terwijl hij met zijn  stokken op zijn  statieven tikte, en een  beetje in het midden van het podium stond weer een  andere jongmens met een saxomofoon, één van de weinige instrumenten waar ik de juiste naam van ken, en als een wildeman begon hij zachtjes te blazen daar, tot hij het geluid uitstiet van een huilend olifantenkalfje, intussen een blik van verstandhouding uitwisselend met een  baardige trompetmans die nog aan het overleggen was met die jongmens met die ketels en die andere met die grote viool, over welke toonaarden en maatsoorten ze nu precies zouden gebruiken, en alsof hij het kon begrijpen begon er daar in één keer een soort van ritme uit die jongen zijn  ledematen te komen, het is dat hij roerde over die trommen alsof hij bechamelsaus aan het bereiden was en ik begon ineens te watertanden naar varkenswangetjes in Bourguignonsaus, plots kon ik alleen maar daaraan denken, onder het badum badum badum tss en het geslurf  en het gebebombebombebombebombom door, en die baardige trompetmans begon ineens ook van zijn  jetje te geven en het moet zijn dat hij er werkelijk iets van kende, want ineens gebruikte hij halverwege het optreden een half opgegeten appel om zijn  instrument mee te dempen.

De mensen rond me werden extatisch, het is niet dat je het kon horen want achter het podium hing er een bordje dat je jezelf te allen tijde in bedwang moest houden tijdens het concert, maar je zag het aan hoe ze knikten en soms aan hoe ze hun tenen meebewogen op het ritme van een maatsoort waar een gewone sterveling niets van kan maken, dus het moet zijn, dat ze er iets van kenden. En af en toe zag je om hun lippen een besmuikt glimlachje, het soort dat je op je aangezicht legt wanneer je weet dat je de enige bent die er eigenlijk iets van snapt en dat iedereen rond je het hoort donderen in Keulen, iets wat ik, als ik eerlijk ben, ook hoorde. Maar het leek me toch goed om niet achter te blijven en terwijl ik mijn  hoofd naar links en naar rechts bewoog op een soort van ritme, beet ik op mijn onderlip en ik tikte met mijn handpalm op mijn  borstkas, intussen met voldoende aandacht mijn  bruin bier naar binnen werkend en denkend aan waar die pijpwinkel nu weer precies moet zijn geweest, waar ik met mijn  grootvader altijd naartoe ging toen het nog toegelaten was om hele wagons en vliegtuigen vol rook te blazen, en ik vroeg me af of hij ook ooit op zijn  bovenlip zou hebben gebeten terwijl hij ergens naar keek waar hij niets van begreep.

Zo ging het denk ik driekwartier door, ik kreeg intussen kramp in mijn  hand en in mijn onderlip, al die geluiden waarvan ik probeerde te begrijpen wat voor dieren ze moesten voorstellen en die ritmes die ik probeerde te volgen, de mensen rond me werden stilaan dronken en ik dacht dat het maar beter was om hetzelfde te doen dus af en toe bestelde ik nog een zwaar bruin bier en een neut sterke drank met chocolademelk, en ik had ineens het gevoel dat dat de enige manier was om een  avond zoals dit door te komen, maar ik kan nog altijd niet zeggen, dat ik er niet werkelijk van aan het genieten was. Tot het ineens ophield en ik een zucht van opluchting door het publiek hoorde gaan en een oorverdovend applaus, en daarna, die bebaarde trompetmans, die aankondigde, dat de soundcheck afgelopen was en dat het concert in vijf minuten zou beginnen.

K.RJ Tochthond (1986) is schrijver, muzikant, performer en verhalenverteller. In 2021 maakte hij de cabaretvoorstelling ‘de man die zijn eigen huisdier werd’. Naast dat alles is Tochthond toegewijd vader, echtgenoot en minnaar. Om dat alles te kunnen bekostigen houdt hij er gelukkig ook nog een kantoorjob op na. Schrijvers hebben nu eenmaal baat bij alledaagsheid en verveling – kwestie van niet aan hun eigen ondraaglijke lichtheid ten onder te gaan. Hij woont en werkt in Gent.

Één reactie op “K.RJ Tochthond”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *