De slechtste plek om een ruzie te hebben met je kind, is in de trein – niemand kan weg en iedereen luistert mee. Een jongen van een jaar of acht apenkooide laatst door de coupé en een moeder met een mondkapje met tijgerprint maande hem tevergeefs tot rust. Na een paar minuten riep ze smekend: ‘Ophouden nu, ik schaam me dood. Luister nou eens één keer naar wat ik zeg. Ik ben godverdomme je moeder!’ Het kind antwoordde kortaf: ‘Dus?’ Duidelijke taal, dat stond vast.
Een brutaal kind en een moeder zonder gezag. Ik dacht aan mijn eigen moeder, naar wie ik onderweg was. Op dat moment lag ze doodziek in een ziekenhuisbed en werd er gevreesd voor haar leven – ze maakt het inmiddels langzaam beter. Toen de trein het station binnenreed, rende de jongen nog steeds door de coupé. De moeder had het opgegeven en scrolde op een telefoon zoals alleen een moeder die het heeft opgegeven kan: schuine blikken werpend op haar kind, de afkeurende en geïrriteerde blikken van medereizigers ontwijkend.
Ik dacht aan wat een vriend me ooit zei: hij vond dat ‘moeder’ een titel is, iets wat je moet leren én verdienen. Daar was ik het mee eens: iedere vrouw die een kind baart is praktisch gezien moeder, maar het zijn van een goede moeder, dat is een ander verhaal. Je groeit in het proces, leert bij, doet wat je denkt dat goed is. Maar, zo voegde de vriend toe, zo moet een zoon ook leren om een goede zoon te zijn. Ik knikte instemmend toen hij het zei.
Mijn moeder verdient de titel ‘moeder’ en dat realiseer ik me nu pas écht – dat had ik haar moeten zeggen. Straks heeft ze het nooit geweten, dacht ik, maar meteen daarna kwam het besef dat mijn moeder heeft geleerd te weten wat ik denk, en dat ze weet dat ik dat soort dingen niet kan uitspreken. Ook in dát proces is ze gegroeid. Een goede moeder, dus.
Ik leer al tweeëntwintig jaar hoe ik een goede zoon moet zijn, en heb de laatste tijd het idee dat ik enigszins goed op weg ben, al moet ik nog steeds veel bijleren. Die tijd had ik, dat was altijd een vals gegeven geweest, maar dat valse gegeven was nu weggevaagd – tijd heb je niet, je krijgt het en je moet er erg zorgvuldig mee omgaan.
Bij de bushalte liepen de moeder en de zoon uit de trein voorbij. De jongen jengelde, schoot de weg over, werd bijna aangereden door een bus en de moeder sprintte achter hem aan. Ze riep iets, vloekte iets, maar ik kon niet goed horen wat en misschien wat dat maar beter ook.
Ze moet nog leren hoe ze een goede moeder moet zijn, dacht ik, en dat is helemaal niet erg, net zoals haar zoon ook nog moet leren hoe hij een goede zoon moet zijn. Ik hoop dat het ze gaat lukken, want het afleren, bleek afgelopen week, ligt altijd op de loer. Voor je het weet moet je iets afleren, wat je nooit écht geleerd hebt.
T.V.
Twan Vet (1998) schrijft poëzie, proza en liedteksten. Zijn werk verscheen eerder in o.a. Tirade, De Revisor, Het Liegend Konijn, DW B en Deus Ex Machina. Hij las voor op literaire festivals zoals Dichters in de Prinsentuin en de Nacht van de Literatuur.
In 2021 was hij Ambassadeur van de Vrijheid voor Bevrijdingsfestival Utrecht. Van 2021 tot 2024 is hij stadsdichter van Amersfoort.
Twan Vet is oprichter en redacteur van Tijdschrift Landauer.