Voor veel mensen is de verjaardag een feestdag – stoelen worden in een kring gezet, er komt bezoek en het feestvarken wentelt zich de hele dag in de viering van het bestaan, vooral het bestaan van het feestvarken zelf. Eigenlijk alleen het bestaan van het feestvarken zelf, want daar is een verjaardag voor, schijnt.
Deze week was ik jarig en het liefste had ik mijn telefoon uit gezet, was ik afgereisd naar een afgelegen plek en had ik de hele dag gelezen of naar muziek geluisterd. Geen feest voor mij – ik haat mijn verjaardag. Het is, denk ik, geen valse bescheidenheid, in de categorie: ‘nee, ik háát mijn verjaardag, ik hoef geen cadeautjes, kom niet langs!’, om vervolgens, bij het uitzonderlijk trouw opvolgen van die wens, verongelijkt thuis te zitten met een taart, lege stoelen en een treurig feesthoedje op.
Het is dit: voor vele anderen is de verjaardag een dag waarop je begon met zijn. Het begin van jezelf. De start van een leven. Bij mij was dat net zo, maar in de eerste uren van mijn zijn werd ik door mijn biologische moeder overgedragen aan een stoet van anonieme weeshuizen en vreemde pleeggezinnen. Ik weet er zelf niets meer van, maar het is geen fijne gedachte. Nee, ik heb niks te klagen nu, maar die start, die hoef ik niet te vieren, die is niet feestelijk en daarom vind ik mijn verjaardag de ergste dag van het jaar.
Mijn verjaardag vier ik daarom al jaren niet meer. Ik ga langs bij mijn ouders, of, toen ik nog thuis woonde, kreeg ik een cadeau, aten we en werd het snel de dag na mijn verjaardag. Niets meer dan dat. Dit jaar besloot ik tóch een paar zorgvuldig uitgekozen mensen te ontvangen – op hun eigen verzoek, dat wel, maar ik weigerde niet. Er hingen geen slingers, er was geen taart en de stoelen bleven aan de eettafel. Waarom ik dit jaar wel mensen wilde ontvangen? Omdat door het niet vieren van mijn verjaardag die dag tóch een bijzondere dag was geworden, en dat wilde ik juist niet – het was een dag geworden waarop ik krampachtig deed alsof ik niet jarig was en in alle toonaarden ontkende.
Met Snap luisterde ik die dag naar Yevgueni, besprak ik het aanstaande coalitieakkoord en rookte ik – een normale dag. In de avond kwamen Oer en Wolf. Ze hadden friet meegebracht, en bamischijven – de enige goede bestelling bij een snackbar. We bespraken van alles, behalve mijn verjaardag. Oer vertelde over zijn bewogen jaar en Wolf vertelde over Sexton en Plath en ik luisterde, ik luisterde en was gelukkig. Niet omdat ik jarig was, maar omdat de mensen die ik het liefste bij me had er waren, omdat er eigenlijk niets werd gevierd, omdat het een doodnormale dag was en omdat het de dag erna niet anders zou zijn. Maar vooral omdat ik op die dag alles had wat me gelukkig maakte en we, net als alle andere dagen van het jaar, ons leven leefden en niet veel meer dan dat.
Twan Vet (1998) schrijft poëzie, proza en liedteksten. Zijn werk verscheen eerder in o.a. Tirade, De Revisor, Het Liegend Konijn, DW B en Deus Ex Machina. Hij las voor op literaire festivals zoals Dichters in de Prinsentuin en de Nacht van de Literatuur.
In 2021 was hij Ambassadeur van de Vrijheid voor Bevrijdingsfestival Utrecht. Van 2021 tot 2024 is hij stadsdichter van Amersfoort.
Twan Vet is oprichter en redacteur van Tijdschrift Landauer.