Een gesprekje in het verpleeghuis Ik heb de vaat nog met de hand gedaan. Ieder bord werd in een teiltje afgewassen, nagespoeld en met een doek gewreven voor het in de kast verdween. Het gaf servies een kwetsbaarheid van porselein, van schelpen, van hortensia's, van klusgeluiden, kinderstemmen in de verten, perspectief in het verschiet. Met een vaatwasser heb je dat niet.
De kamer Schoonheid is schoonmaak. Onderhoud. Het brons kreeg zo zijn patina, het goud zijn vuur, en in de knoken van het hout gloeit zacht de amber van het avonduur. De oude telefoon, van krakend bakeliet, wordt opgewreven met verstild verdriet en dat het zitvlak van de bank zo blinkt, komt vóór al door de ongerijmde poëzie (Tarkovski, Brodsky, Mandelstam, Ajgi) die hier vanaf het eerste uur weerklinkt.
De dingen Nog los van wat de analytici beweren, dat de ondergrond van iedere ontologie bepaald wordt door wat je van jongs af aan wordt ingepeperd, wat ík mij met de poëzie – met lavendel, pepermunt, verschoten planken, Alfred Brendel – aan vrijheden kon permitteren, hielp mij met en in de wereld te verkeren; je schraagt wat je niet naasten kunt.
De thuiskomst van Odysseus Genezen van een depressie is met pensioen gaan, een vader worden van jezelf. Je koopt plots orchideeën voor in de kamer, een pompoen voor in de tuin. Vreugde dat jij het Oordeel Gods hebt weten te overleven contrasteert met de verwarring van je vrouw: een vreemde vogel eist zijn ruimte op in huis, wil spelen in bed, ontregelt volstrekt het huishouden door kogel- biefstukken te bakken op momenten dat het in háár keuken net niet schikt. Als God niet bestaat is alles toegestaan, al lukt er niks … maar met de komst van het licht merk je: nee, niet alles gaat of mag zomaar – maar mogelijkheden zijn er te over, mits in overleg met haar. Als een oude man, licht kinds nu, op reis in mijn huis, herwin ik langzaam mijn lief. Wij zijn niet meer alleen. Uit orchideeën, pompoen, glaswerk en borden worden wij herboren – het is zoals Cyrulnik zei: Het is niet voldoende geboren te worden, zichzelf ter wereld brengen hoort er ook nog bij.
Paul Bezembinder studeerde theoretische natuurkunde in Nijmegen. In zijn poëzie zoekt hij vooral in klassieke versvormen en thema's naar de balans tussen serieuze poëzie, pastiche en smartlap. Zijn gedichten en vertalingen (Russisch-Nederlands) verschenen in verschillende (online) literaire tijdschriften. Hij publiceerde de volgende bundels: Kwatrijnen (2018), Gedichten (2020, heruitgave) en Parkzicht (2020). Meer voorbeelden van zijn werk vindt u op: www.paulbezembinder.nl.