Categorieën
Proza

Benny Haas

Proza | Nieuw proza van Benny Haas

Mats houdt van knokken

Mijn vrienden: het zijn schatjes. Ongelooflijke lieverds, stuk voor stuk.
  Maar als ik je één tip mag geven: mijd hen.
  Neem nu Mats. Wat een lieverd! Wat een knuffelbeer!
  Maar als je hem ziet komen: Maak je uit de voeten! Red jezelf, nu het nog kan! Ga niet naast hem staan in de rij van de Albert Heijn. Wuif niet gedag als hij langskomt met zijn hond. En sla zeker geen praatje!
  En als je het tóch doet: kom dan achteraf ook niet zeuren.

‘Hoe gaat het?’ vraag ik.
  ‘Ik heb bijna iemand op z’n bek getimmerd!’ glundert Mats. 
  Hij ploft naast mij neer in de rieten stoel.
  ‘ – Deze namiddag. Ik stond voor een rood licht. Langs de kant van de weg zie ik een oud vrouwtje. Met zo’n looprekje. Ze is waarschijnlijk honderdtachtig of honderdnegentig jaar oud. Ze heeft de dertigjarige oorlog nog meegemaakt. Dat zie je gewoon aan haar gezicht. Nu ja. Ze begint de straat over de steken. Met dat looprekje. Schuifel schuifel. Je weet hoe ’t gaat. Ze haalt een topsnelheid van zeker 0,01 kilometer per uur. Na ongeveer een half uur heeft ze al een hele meter afgelegd. Maar dan wordt het rood. Ze staat natuurlijk nog gewoon midden op de baan, maar het wordt al rood. En die eikel die voor mij staat, in zo’n glimmende Mercedes weetjewel, die eikel die bestaat het naar dat oude vrouwtje te claxonneren. Het vrouwtje schiet van pure schrik bijna een meter de lucht in. En ze probeert zich te haasten. Ze verdubbelt haar snelheid: nu zeker 0,02 kilmeter per uur. Je kan zien dat ze er alles uitperst. De stress druipt er vanaf. Nu goed. Na een uurtje of twee is ze eindelijk van het rechterbaanvak af, en die eikel voor mij scheurt er vandoor.’
  Mats neemt een slokje van zijn bier.
  ‘Ik erachter natuurlijk. Vijf straten verder rijd ik die lul klem. Dus ik stap uit en eikelmans draait zijn raampje naar beneden, heel verontwaardigd en zo. Dus ik zeg: ‘Hé, schijtlaars… Waarom moet jij zo nodig oude vrouwtjes van de baan claxonneren?’ En weet je wat die eikel zegt, weet je wat-ie zegt? ‘Rood licht is rood licht – ook voor oude vrouwtjes!’’
  Mats brult. 
  ‘Ik had hem verdomme wel door dat open venstertje kunnen sleuren!’
  ‘Maar dat heb je niet gedaan,’ zeg ik sussend.
  ‘Nee,’ zegt Mats trots. 
  ‘… – Ik heb een deuk in z’n dak geslagen.’ 
  Kinderlijke plezier gloeit op in zijn gelaat.
  Hij toont zijn vuist, die zo groot is als een kolenschop. ‘…Zo’n mooie deuk zo.’
  Hij zucht tevreden. 
  ‘En toen, toen werd het helemaal grappig. Dat eikeltje piepte: ‘Wil jij mijn dak wel eens met rust laten?! … Of moet ik eens uitstappen misschien?’ Het was zo’n heel klein kereltje, zo. Zo’n klein, tenger mannetje.’ Mats gebaart met duim en wijsvinger hoe klein hij precies was. ‘Hij kon met zijn beentjes net bij de pedaaltjes. ’t Was net geen dwergje. Dus ik van: ‘Zéker meneer, als u wilt uitstappen: heel grááág… – Dan krijg je gelijk een paar muilperen van mij, klojo!”
  Mats snuift. ‘Toen bleeft-ie toch maar zitten.’ 
  Hij neemt nog een slok.
  ‘Ik dus terug naar mijn camionette,’ schokschoudert hij. ‘Maar net voor ik aan mijn camionette ben, hoor ik achter mij een portier dichtvallen. Het was dat idiootje, dat onderkruipertje, dat eikeltje, dat mij in de rug wilde aanvallen.’ Hij schudt meewarig zijn hoofd. ‘Maar toen ik mij omdraaide en onze held zag dat ik ongeveer dubbel zo groot was als hij, ist-ie maar terug naar z’n auto gevlucht en weggescheurd.’ 
  Nog een slok. En een treurig gezicht.
  ‘Ik had hem zo graag op z’n gezicht geslagen,’ pruilt Mats.
  Hij was echt ongelukkig. Bijna had hij mogen knokken; maar net niet.
  Mats is een van de liefste jongens die ik ken. Altijd behulpzaam. Extreem begripvol; teder bijna. Maar hij houdt van knokken. Hij gaat wel eens op café met de vurige wens in een knokpartij verzeild te raken. Als er flessen worden kapotgeslagen, vuisten op gezichten timmeren en het meubilair sneuvelt: dan leeft hij helemaal op. Dán is hij in zijn nopjes.
  Maar knokken om te knokken: da’s nog niet het summum. Knokken om Onrecht te bestrijden: da’s veel beter. 
  Vorige maand kwam hij terug uit Bali en vertelde hij over de Dikke Toerist. Die reed op een ezeltje aan een of andere toeristische trekpleister. Het ezeltje kon het gewicht van de dikke man nauwelijks torsen. Het was een oud dier, ‘t ging bijna door zijn poten. Maar de dikzak had niets in de gaten en zat op de ezel selfies te nemen en te telefoneren. ”t Is hier fan-tàs-tisch in Bali, schat…. Alleen de ezels zijn wat traag.’
  ‘Heb jij stront in je ogen misschien?’ begon Mats een goed gesprek. ‘Je kan toch gewoon zelf stappen, kàffer.’
  Het is echt een hele lieve jongen… Echt heel lief. 
  Maar – en dit zeg ik voor je eigen veiligheid: als je graag zieltogende ezels berijdt of toetert naar oude vrouwtjes: Mijd hem.

Benny Haas
Benny Haas schrijft lichtvoetig en swingend proza. Hij put uit zijn eigen leven – 'Niet waargebeurd, geld terug!'
Sinds 2016 schreef hij 54 onafgewerkte novelles, 3 onafgewerkte romans en 13 onvoltooide kortverhalen. Halfweg 2022 ontdekte hij het woord 'discipline' en begon hij zijn teksten ook af te werken.
Met literaire bloedbroeder Francis Pursan vormt Benny een duo dat de strijd aanbindt met de ernstige meneren en mevrouwen die vinden dat literatuur grauw en zonder verbeelding moet zijn.

3 reacties op “Benny Haas”

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *