Categorieën
Proza

Dagmar Holtman

Proza | Nieuw proza van Dagmar Holtman

IJmuiden

Gwen belt. 
Hubert drukt haar weg. Ze wacht maar. 
Peter zal zo wel komen. Peter het roofdier. Hij neemt een slok van zijn biertje. Heerlijk Helder Hubert. Op de achtergrond klinkt radiomuziek, maar van het goede soort. De Police enzo. 
     Peter zat in de hoogste klas van het Atheneum, was een tijd het vriendje van Huberts zus. Zodoende kwam hij bij hen over de vloer, in hun ouderlijk huis in IJmuiden. IJmuiden, bij de naam alleen al moet hij kokhalzen. Hij weet uit wat voor nest Peter komt, want dat was in grote lijnen hetzelfde als het nest waar híj uit komt. Laat hij er niet te veel woorden aan vuil maken, dat is het niet waard. Hij vouwt een bierviltje dubbel, klapt het dan weer open, als een kikkerbekje. Kwaak kwaak. Dat bepotel waar Gwen het over heeft, daar weet hij van. Een uit de hand gelopen grap. Dat geknijp in borsten, het gerij tegen vrouwen aan, het wurmen van tongen tussen lippen, het was Peter ten voeten uit. Hij snapt ook wel dat dat niet meer kan. En aan Gwen had Peter net de verkeerde, die ging stampij maken. Maar ja, die kwam uit ’t Gooi. In IJmuiden zou dat volstrekt geen indruk maken. IJmuiden. Naast de rooftocht die ze samen en los van elkaar door Nederland Reclameland hebben gemaakt vormt hun gezamenlijke weerzin tegen hun geboortedorp een essentieel onderdeel van zijn vriendschap met Peter. Want IJmuiden is geen plek om op te groeien. IJmuiden bestaat uit rot hout, verpulverd cement en doorgeroest metaal. Uit touw en smeerolie. Uit schimmel en slijm. Uit De Kerk. ‘Lijden met een lange ij en verder niets,’ zei Peter een keer, en sloeg daarmee de spijker op de doorgeslagen kop. Wie IJmuiden binnenrijdt ziet een Bristol en een Dekamarkt. En een snackbar van een of andere Chinees, die elke week opnieuw wordt overvallen. Dát is IJmuiden: de dagomzet uit een middenstanderskassa rukken van iemand die het toch al moet hebben van mensen die bevroren frikandellen eten.  
   In de stad Amsterdam, klinkt het uit de boxen. 
   IJmuiden, een havenstad zonder ziel. 
   Een havenstad zonder het plezier, de joie de vivre, de zindering van jonge meiden en jongens die zich niet in het gareel laten houden maar die erop los neuken, zuipen, roken, dansen. Die het leven vieren. Daar aan de kades waar de klinkers glinsteren in de regen, van het rondgutsende bier, van de kopkloppende geiligheid. Waar het licht van stormlantaarns flikkert in het havenwater. Daar waar de zeelieden lallen tot de nachtmerries schallen. Als een wimpel zo lam in de dokken gaan ronken. En daar waar een Hamburgse hoer zichzelf in haar deuk heeft geschonken, voor een gulden of elf. 
   In IJmuiden wordt niet gelald, er glinstert niets en niemand schenkt een ander iets. Zeker niet in diens deuken. 
   Hij grinnikt. Anti-citymarketing, is dat niet wat? Hij zal het zo even voorleggen aan Peter. Hij bestelt nog een biertje. En vooruit, met een cognac erbij, al is Rémy Martin het enige dat ze hebben. 
   Het moet maar.  

Dagmar Holtman (Amsterdam, 1981) werkt aan haar debuutroman De Flexwerkplek en geeft daarnaast schrijftrainingen. Eerder schreef ze columns voor LFK Magazine en maakte verhalen voor internetmagazine Potaatoo, waarbij zus Margot Holtman de illustraties verzorgde. Daarnaast besteedt ze twee dagen per week - in een bruin café in hartje Amersfoort - aan het perfectioneren van haar latte art-technieken.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *