Welkom in de wereld
Toen ik de wereld wilde ontdekken, wist ik me te gast. De tijdgeest van de jaren ’60 was vol van vraagstukken en veranderingsdrift. In een zinderende rebellie duwden en schopten vooral jongeren tegen hoe het was.
Wie mee wilde tellen moest alles opnieuw onderzoeken en beproeven. Ideeën en oplossingen tuimelden over elkaar heen en een staalkaart aan nieuwe theorieën en levensprincipes zag het licht.
Je kon hippie worden, terug naar de natuur, zelf je schoenen maken, je hoofd laten rondzingen in een Nirvana opgewekt door de roes van talloze drugs. Voor je het wist was je actievoerder, maakte je blauwdrukken van de ideale samenleving met nauw omschreven rechten en wat minder stevig omhelsde plichten. Of je laveerde wat, ging niet meer naar de kerk, maar bleef je geloven in naastenliefde, boende milieubewust je huis met groene zeep, sloot wel een verzekering af en deed toch maar een examen.
Iedereen had ideeën, iedereen had gelijk en iedereen deed waar die zin in had.
Ik wist me aangesproken, er moest iets zinnigs van komen. Van al die vrijheid en al die ideeën. Maar hoe zou ik een plek vinden? Waar kon ik beginnen?
Ik wilde me niet afsluiten, maar ook zeker niet zomaar aansluiten. Al die richtingen en stromingen hadden tenslotte één ding gemeen: pas als iedereen zou doen wat er werd beoogd, pas dan zou een werkelijk betere wereld binnen bereik komen. Zonder een ster te zijn in wiskundige kansberekening, zag ik het daar nooit van komen. Mijn eigen theorie was dat het ook niet goed zou zijn om je te bepalen tot één van die richtingen. Dat er teveel in een mensenleven aan de hand is om het bij voorbaat te beperken. Er moest ruimte zijn voor wiebelen en draaien om met het leven om te kunnen gaan. Gelijk hebben was een vorm van luiheid, stelde ik vast.
Ik bedacht twee leefregels: altijd opletten en nadenken als vaste gewoonte en vertrouwen stellen in anderen, tot het tegendeel bewezen werd. Hier moest ik naar leven, wilde die betere wereld binnen bereik komen. Ik gaf er uitvoering aan met een vrijwel grenzeloze gastvrijheid, alles delend wat ik bezat tot ik merkte hoe het principe van die gastvrijheid zich tegen mij keerde.
Talloos waren ze, mijn gasten, al toen ik nog piepjong was. Mijn welkom werd uitstekend begrepen. In een kreunend kraakpand trokken hordes wereldveroveraars, junks en gelukszoekers voorbij. Mijn gasten aten, blowden, leenden, praatten en lieten een schier landschap aan afwas achter zich. Het stond nog dagen aan te koeken voor ik de moed had om vier uur lang keteltjes water te koken en alles af te wassen.
Van mijn gasten leerde ik dat dit mijn karma was. Geleend uit oosterse geloofsstromingen die te pas en te onpas werden aangeroepen om de wereld en eigen handelen te duiden, werd ik nu weggezet als nuttige, maar oninteressante huisvrouw bij wie je gelegitimeerd kon potverteren. Er sprak vriendschap noch solidariteit uit deze houding. Ik voelde me verstoten uit de groep.
Pas veel later werd mij duidelijk dat het aanhalen van het begrip karma ook een vrij akelige boodschap inhield. Mijn plaats in dit leven werd bepaald door wat ik er in het vorige van terecht had gebracht. Het was zogezegd mijn eigen schuld dat ik alles in mijn eentje moest zien te klaren. Zo hapte ik zand toen de nieuwe wereld met al zijn idealen leek te kunnen beginnen, en was diep verbijsterd.
Lena Landauer was de schrijversnaam van Helene Fentener van Vlissingen (1955-2022). Ze was kunsthistoricus, organisator en schrijfster. Ze was een van de oprichters van Traktor Toernee (dat later uitgroeide tot De Parade), maakte een documentaire over Yona Friedman, was werkgroeplid bij De Nacht van de Literatuur, hield een uitgebreide blog bij en publiceerde onder meer de roman 'Schaduwmoeders'.
Op 5 januari 2022 overleed ze, 66 jaar oud. Tijdschrift Landauer is als eerbetoon naar haar vernoemd.