Het is niet dat ik dit werk niet al eerder had opgestuurd, maar toch. Andere ogen, andere oordelen. Een ander licht, misschien.
Het is niet dat ik niet achter het werk sta. Zeker niet. Het is goed, het ronkt en het glanst. Gestapeld en gelaagd als spekkoek. Mijn manuscript groeit als een boom, elk jaar verstevigt de bast, elk jaar vormt zich een nieuwe ring. Ooit begon dit werk als een serie portretten, over flexwerkplekkers van allerlei pluimage. Inmiddels is het een verhaal met een kop en een staart. Over leven en dood, werk en identiteit, liefde en eenzaamheid, schuld en familie. Thema’s die er niet op voorhand werden ingestopt. Maar die achteraf altijd besloten blijken te liggen in de handel en wandel van elk mens dat beschreven wordt.
De eerste kennismaking is altijd positief.
Je schrijft goed.
Je houdt de vaart erin.
Dit is een nieuw geluid.
Je vertelstem is origineel.
Deze arena kennen we nog niet.
Het gesprek erna valt meestal ook in goede aarde.
Je neemt het serieus.
Je kent de literaire wereld.
Je bent niet bang.
Dan volgt de nadere inspectie en blijkt het toch nog niet helemaal wat ze zoeken.
Over dit soort dingen mag je eigenlijk niet praten, want daarmee geef je toe dat je, tja, wat eigenlijk? Er niet bij hoort? Niet goed genoeg bent? Of: dat je niet voldoet aan de wetten van de markt?
In De blokkade, het boek van wijlen Renate Dorrestein, waarin ze vertelt over de opkomst en de ondergang van haar writer’s block, beschrijft ze een gesprek dat ze had met collega P.F. Thomése. Beiden zijn gedebuteerd in de jaren ’80 van de vorige eeuw. ‘Het is nu zoveel moeilijker om ergens binnen te komen met je manuscript. Wij hebben mazzel gehad.’
De blokkade stamt uit 2013. Hoezeer kunnen wensauteurs anno nu nog leunen op mazzel?
Toen ik een kind was, dacht ik altijd, dat als ik iets wilde, ik me moest voorstellen dat ik het dan juist níet zou krijgen. Omdat datgene waarvan je verwacht dat het gebeurt, nooit gaat plaatsvinden. Be careful what you wish for. Of liever gezegd: be careful and don’t wish anything, at all. Maar het universum of de voorzienigheid had natuurlijk ook wel door dat ik aan het valsspelen was, als ik me heel dwingend inbeeldde dat ik die Oilily-rugzak, die Levi’s spijkerbroek of die Nike-schoenen níet wilde.
Het werk ligt nu daar, en ik weet dat het serieus bekeken wordt. Ik verlang naar weer een nieuw gesprek, over mijn ambities en planning. Omdat mij dat telkens weer optilt als schrijver.
Maar toch. Elke ochtend, bij het openen van mijn mailbox, sluit ik heel kort mijn ogen. En beeld me een bericht in dat begint met ‘Helaas’.
Dagmar Holtman (Amsterdam, 1981) werkt aan haar debuutroman De Flexwerkplek en geeft daarnaast schrijftrainingen. Eerder schreef ze columns voor LFK Magazine en maakte verhalen voor internetmagazine Potaatoo, waarbij zus Margot Holtman de illustraties verzorgde. Daarnaast besteedt ze twee dagen per week - in een bruin café in hartje Amersfoort - aan het perfectioneren van haar latte art-technieken.